Catalogiseren in het linked data tijdperk #8

Hoe kun je het impressum volgens RDA vastleggen in MARC21? Wat zijn de verschillen tussen de MARC21 velden 260 en 264 en welk daarvan kun je het beste gebruiken in combinatie met RDA? Wat kun je in MARC21 doen om de bruikbaarheid van de impressumgegevens te vergroten?

De beschrijving van het impressum van een document is van groot belang voor de identificatie van een publicatie. Het impressum, een term afkomstig uit de Regels voor Titelbeschrijving van FOBID, omvat de fysieke kenmerken van een document, zoals de plaats van uitgave, de naam van de uitgever, de datum van publicatie en/of drukker. Het geeft daarmee inzicht in de context waarin een publicatie is ontstaan. De beschrijving van het impressum van een document kan van groot belang zijn voor wetenschappelijk en historisch onderzoek. Door te kijken naar de plaats en datum van uitgave van een publicatie, kunnen onderzoekers een beter begrip krijgen van de culturele, politieke en economische context waarin de publicatie is ontstaan. Daarom is het belangrijk om bij het beschrijven van het impressum van een document uiterst zorgvuldig te werk te gaan.

Binnen RDA worden de elementen die plaats, naam en datum representeren apart vastgelegd. Bovendien betreft het niet enkel de gegevens met betrekking tot uitgave, maar ook deze van productie, vervaardiging en distributie. Om deze informatie vlot en correct te beschrijven kan het gebruik van het veld 260 in MARC21 nodeloos ingewikkeld worden. In dit artikel gaan we kort in op hoe RDA deze elementen interpreteert en waarom we voor een correcte beschrijving veld 264 aanraden.

MARC21 260 versus 264

De International Standard for Bibliographic Description schrijft de volgorde plaats-naam-jaar sinds 1971 voor en ook in de nieuwste iteratie van die standaard is de volgorde van de elementen overeind gebleven. Wat wel veranderd is, is dat we sinds 2011 niet alleen uitgevers en drukkers opnemen, maar ook producenten van niet-gepubliceerde materialen en overige vervaardigers.

Voor de klassieke werkwijze wordt in MARC21 het veld 260 gebruikt. Dit veld wordt omschreven als ‘Publication, distribution, etc. (imprint)’. Uitgevers, distributeurs en vervaardigers worden in hetzelfde veld opgenomen, en er is uitsluitend voorgeschreven ISBD-interpunctie tussen uitgevers en distributeurs enerzijds (MARC21 260 subvelden a, b en c) en drukkers anderzijds (MARC21 260 subvelden e, f, en g). In GGC worden distributeurs wordt soms aangegeven in een tekstveld tussen vierkante haakjes ‘[distributie]’.

RDA volgt de linked-data gedachte dat relaties benoemd moeten worden. Het benoemen van het soort relaties tussen elementen is van cruciaal belang voor een nauwkeurige en consistente weergave van de gegevens en voor de interoperabiliteit en herbruikbaarheid ervan. Een persoon kan bijvoorbeeld meerdere relaties hebben, zoals auteur van een boek en redacteur van een ander boek. Door vaste en goed gedefinieerde relatietypes te gebruiken, kunnen de gegevens worden hergebruikt in verschillende contexten, zoekmachines en toepassingen (die afhankelijk zijn van automatische gegevensverwerking). Deze nadruk op het identificeren en benoemen van de relaties vertaalt zich ook in de rollen die partijen vervullen ten opzichte van een document. Zowel voor de ‘productie’, ‘publicatie’, ‘distributie’ en ‘vervaardiging’ is er telkens een apart element om plaats, naam en datum te beschrijven. Het betreft dus in totaal twaalf verschillende elementen. Zie de lijst onder het kopje “Meer informatie”.

Het veld 260 van MARC21 volstaat dus niet langer om al deze elementen te beschrijven en deze functies duidelijk van elkaar te onderscheiden, voor mens en voor machine. Daarom raden we aan om voortaan het veld 264 te gebruiken. Veld 264 werd in 2011 geïntroduceerd en wordt ruimer opgevat, namelijk als ‘Production, publication, distribution, manufacture, and copyright notice’. Het grote voordeel van veld 264 is dat dit veld beschikt over een tweede indicator. Via deze indicator kan duidelijk aangeduid worden wat de rol precies is van de waarden, beschreven in de subvelden. De tweede indicator bevat:

  • 0 – Productie
  • 1 – Publicatie
  • 2 – Distributie
  • 3 – Vervaardiging
  • 4 – Copyrightvermelding datum

Het veld is herhaalbaar waardoor je vrij gemakkelijk al deze elementen kan beschrijven.

Een MARC21-beschrijving kan dus bijvoorbeeld deze velden bevatten:

264 #1 $a Tielt $b Lannoo $c 2020

264 #2 $a Amsterdam $b Boekhuis $c 2021

Waarmee je aangeeft dat het beschreven document gepubliceerd is te Tielt door uitgever Lannoo in het jaar 2020, maar pas gedistribueerd is door Boekhuis in Amsterdam in het jaar 2021.

Van plaatsnaam en jaartal naar geografische aanduiding en datum

Naast de grote nadruk op relaties is er in RDA ook een verschil in de interpretatie van de elementen ‘plaats’ en ‘jaar’.

RDA ziet ‘plaats’ als een geografische aanduiding. Dit hoeft dus geen stad te zijn, maar kan ook een regio of land zijn. Ook dit is een uitbreiding van het concept, hetgeen vooral van pas komt als er sprake is van mystificatie in de tekst van het document, of als het element helemaal niet duidelijk wordt uit de resource. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat RDA voorschrijft dat de informatie over plaats en jaar uit de resource kan gehaald worden, dus dat betreft meer dan enkel de titelpagina. Er kan ook gekeken worden naar het colofon of andere plaatsen uit het document. De informatie die je opneemt in het veld ‘plaats’ mag zo specifiek zijn als je uit de resource kan afleiden.

Ook wordt er niet langer gesproken over ‘jaar’ maar over ‘datum’ van publicatie, van distributie, van vervaardiging, van copyrightvermelding., hetgeen betekent dat ook een aanduiding van dagen en maanden inbegrepen is. Dit is belangrijk om in het achterhoofd te houden bij eventuele conversie van oudere gegevens.

Voor gebruikers in het GGC is in 2013 het veld 1165 geïntroduceerd voor datum van copyright (overeenkomstig MARC21 264 met als tweede indicator = 4), maar er is door de beheerders besloten om geen apart veld te maken voor het onderscheid van producenten en distributeurs. Deze rolvermelding kan uiteraard wel tussen rechte haken geplaatst worden. In de uitvoer naar MARC21 vanuit het GGC zal dus nog altijd veld 260 gebruikt worden.

4031 Rotterdam : NAi [distributie]

Registratiemethoden voor het impressum

Wat de velden 260 en 264 in MARC21 met elkaar gemeen hebben is de registratiemethode. Die is, geheel in lijn met het ISBD-principe van transcriptie, ongestructureerd. Wie de plaats en naam uit het impressum wil verbinden met andere gegevens (welke uitgevers in Nederland hebben congressen in de VS gesponsord? hoe is in Oekraïne de verhouding tussen publicaties in het Russisch en publicaties in het Oekraïens sinds begin 2022?) moet de registratiemethode upgraden. Dat kan door een zoekingang voor de naam (MARC21 veld 710 / 700) of de plaats (MARC21 veld 751 / 752) toe te voegen. Een datum in gestandaardiseerd formaat kan worden vastgelegd in veld 008/06-14 of in veld 046. Dergelijke gestructureerde beschrijvingen vergroten de bruikbaarheid van de gegevens ten opzichte van een ongestructureerde beschrijving.

Meer informatie

Plaats

Naam

Datum

Heeft u vragen of wilt u dat bepaalde onderwerpen worden behandeld, neem dan contact met ons op via de RDA helpdesk.

Catalogiseren in het linked data tijdperk #7

In de volgende afleveringen van deze reeks willen we aandacht besteden aan meer praktische invullingen, wat kun je nu al doen met je eigen data? Hoe kun je data volgens implementatiescenario C (met titel- en thesaurusrecords) voorbereiden op een implementatie als linked open data (LOD)?

In het algemeen helpen de volgende stappen:

  • Upgrade de registratiemethode: voeg aan een zoekingang bijvoorbeeld een identifier of een URI toe.
  • Maak gebruik van al bestaande vocabulaires, en dan vooral van LOD vocabulaires, zoals bijvoorbeeld VIAF, LCNAF of de Getty Vocabularies.
  • Maak werken en expressies zoveel mogelijk expliciet, bijvoorbeeld door uniforme titels toe te voegen aan een titelrecord.
  • Maak relaties zoveel mogelijk expliciet, bijvoorbeeld door rolaanduidingen toe te voegen.

Uiteraard hangen deze stappen met elkaar samen. In de eerstvolgende artikelen zullen we de volgende onderwerpen nader bespreken:

  1. elementen plaats, naam en jaar van publicatie
  2. identifiers en Uri’s

Heeft u vragen of wilt u dat bepaalde onderwerpen worden behandeld, neem dan contact met ons op via de RDA helpdesk.

Catalogiseren in het linked data-tijdperk #6

Heb je je als titelbeschrijver weleens afgevraagd waarom RDA geen instructies geeft over de keuze tussen een “main entry” en een “added entry”? Of over de keuze tussen een annotatie in een 5XX veld en een ingang in een 7XX veld in MARC21? Lees in dit artikel meer over registratiemethoden, implementatiescenario’s en applicatieprofielen voor RDA en het zal duidelijk worden.

Registratiemethoden

RDA is altijd al onafhankelijk geweest van het beschrijvingsformaat en kan gebruikt worden met bijvoorbeeld ISBD-, MARC21- of Dublin Core-velden. In de nieuwe Toolkit is echter ook rekening gehouden met een toekomst waarin we minder in records denken en meer in metadatavermeldingen. Dat zie je onder andere terug in de vier registratiemethoden die RDA onderscheidt:

  • Ongestructureerd: combinatie van transcriptie (overnemen uit de resource) en vrije tekst
  • Gestructureerd: gestandaardiseerde tekst ontleend aan vocabulaires en coderingssystemen
  • Identifier: machine-leesbare links naar lokale vocabulaires en coderingssystemen
  • Internationalized Resource Identifier (IRI): persistente links die door machines geïnterpreteerd kunnen worden

Officieel spreekt RDA geen voorkeur uit, maar er zit een stijgende lijn in de toepasbaarheid van de hierboven genoemde methoden. Ongestructureerde, vrije tekst kan hooguit gebruikt worden voor indexeren op trefwoord, terwijl de IRI linked open data (LOD) en toepassingen in het semantisch web ondersteunt.

Bron: Recording methods, transcription, and manifestation statements, Kathy Glennan, 2018

Implementatiescenario’s

Net zoals je data volgens RDA op verschillende manieren kunt vastleggen of registreren, kun je ook verschillende databasestructuren onderscheiden voor het opslaan en leveren van RDA-data. De Toolkit noemt de volgende scenario’s:

A. Linked open data: verzamelingen metadatavermeldingen in RDF (Resource Description Format) op basis van de RDA Registry

B. Relationele of objectgeoriënteerde data: verzamelingen metadatavermeldingen in gestructureerde datatabellen en -kolommen die één op één overeenkomen met de entiteiten en elementen in de RDA Registry

C. Titel- en thesaurusdata: verzamelingen metadatavermeldingen (records) volgens een bepaald beschrijvingsformaat dat naast de entiteiten en elementen in de RDA Registry is gelegd

D. Platte data: een geïntegreerde verzameling metadatavermeldingen voorzien van labels of vergelijkbare strings (bijvoorbeeld in een tabel) die naast de entiteiten en elementen in de RDA Registry is gelegd

Elk van deze databasestructuren heeft een voorkeursregistratiemethode: het linked-open-datascenario werkt het beste wanneer je IRI’s gebruikt, scenario B heeft een voorkeur voor identifiers, titel- en thesaurusrecords werken goed met gestructureerde data en scenario D leunt sterk op ongestructureerde data.

Applicatieprofielen

Elk data-element in RDA kan dus met één of meerdere registratiemethoden vastgelegd worden, afhankelijk van de mogelijkheden van het systeem waarin gewerkt wordt, de ambities die er leven om internationaal aanwezig te zijn, en de mogelijkheden die binnen de organisatie beschikbaar zijn deze te realiseren. Het is bijvoorbeeld goed denkbaar dat een boekhandel ongestructureerd blijft aanleveren, kleine mediatheken traditioneel gestructureerd, musea en archieven steeds meer met identifiers gaan werken en grotere bibliotheken linked data omarmen.

De keuzes die een instelling maakt bij de toepassing van RDA worden vastgelegd in zogeheten applicatieprofielen. Daarin staat bijvoorbeeld welke entiteiten, elementen en vocabulaires verwacht worden, hoe vaak entiteiten en elementen mogen voorkomen (met andere woorden: of ze verplicht en herhaalbaar zijn of niet), welke registratiemethoden bij welke elementen gebruikt worden etc.

Het opstellen van een of meerdere applicatieprofielen is een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen die diverse gremia treffen voor de overstap naar de nieuwe RDA.

Meer informatie

Richtlijnen in de RDA Toolkit:

Webinars & presentaties:

Catalogiseren in het linked data-tijdperk #5

RDA richt zich op “gebruikersgerichte linked data-applicaties”. Wat wordt daarmee bedoeld? Waarom richt RDA zich daarop? En welke linked data-applicaties zijn er voor de bibliotheek- en erfgoedsector?

RDA en linked data

Alle entiteiten, data-elementen en vocabulaires in de RDA Registry hebben een persistente identificatie gekregen. Deze duurzame verwijzingen naar specifieke onderdelen van RDA maken de standaard geschikt voor gebruik in een linked data-omgeving. Anders geformuleerd: de RDA Registry maakt het mogelijk RDA-data uit te drukken in RDF (Resource Description Framework) statements, oftewel in subject-predicaat-object-triples.

Bij gebruik van RDA in een linked data-toepassing kan een computer conclusies trekken op basis van de in het model gedefinieerde verbanden. Zo weet hij dat een “librettist” een specifiek type “auteur” is en een “auteur” een specifiek type “maker” en kun je hem bijvoorbeeld opdracht geven alle soorten “makers” mee te nemen in een zoekactie. Ook met inversies kan hij moeiteloos overweg: wanneer persoon A de auteur is van werk B weet de computer ook dat werk B geschreven is door persoon A.

Waar een populaire standaard als Schema.org alleen voorziet in generieke labels, biedt RDA alle specifieke elementen die gebruikt worden in de bibliotheeksector en de relaties tussen die elementen. Een grotere granulariteit moet het makkelijker maken om aansluiting te vinden in vergelijkbare concepten van andere gemeenschappen. Het maakt samenwerking mogelijk met instellingen die niet noodzakelijkerwijs hetzelfde vocabulaire gebruiken. Het uiteindelijke doel is – uiteraard – de gebruikerservaring te vergroten door “dingen” (bronnen, personen, plaatsen, concepten etc.) op een nieuwe manier samen te brengen. Zo kan de gebruiker niet alleen gemakkelijker vinden wat hij zoekt, maar ook gemakkelijker verwante “dingen” ontdekken binnen én buiten de eigen instelling of sector.

Onderdeel van “het web” worden

Het denken in entiteiten stelt ons in staat om de resources in onze collecties op verschillende manieren te verbinden aan de data in gegevensverzamelingen buiten collectiebeherende instellingen. Een plaatsnaam gerelateerd aan een resource kan gekoppeld worden aan een geografische dataset of zelfs aan toeristische data. We hoeven al die data niet in onze catalogus op te nemen. Maar, hoe meer mensen gebruik maken van internationaal geaccepteerde vormen van identificaties (die passen bij de complexiteit van de entiteit), hoe meer combinaties gemaakt kunnen worden met linked data-instrumenten.

Neem bijvoorbeeld een evenementenkalender op internet. Hun onderliggende database lijkt niet erg op een bibliografische database maar ze onderscheiden wel een titel van een evenement, een gerelateerde plaats, tijdspanne (datum en tijd), persoon of groep. Stuk voor stuk kunnen dit aanknopingspunten zijn om data te identificeren en over en weer automatisch extra content te etaleren. Denk aan “Alvast in de stemming komen voor de aangekondigde lezing? In onze collectie vindt u deze werken van dezelfde persoon”, of iets dergelijks.

RDA biedt veel granulariteit en bij gegevensuitwisseling met minder gedetailleerde datasets of toepassingen zit dat soms in de weg. De minder uitgebreide gegevensverzameling weet bijvoorbeeld niet wat het verschil is tussen Titel van het Werk en Titel van de Manifestatie en heeft bijvoorbeeld “Uitvoerende artiest” in plaats van onderscheid te maken tussen personen, corporaties en families. Modeltechnisch kan de ontvangende verzameling niet overweg met elementen die gebonden zijn aan die specialistische entiteiten, maar ze maken wellicht wel onderscheid tussen Resources (informatiebronnen, beschreven eenheden) enerzijds en Actoren (betrokken partijen) anderzijds. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een ambitieus project als de Shared Entity Management Infrastructure (SEMI) van OCLC begint bij de entiteiten Werk en Persoon.

De RDA Toolkit gebruikt elementen die gebonden zijn aan de LRM-entiteiten. In de RDA Registry zit ook een ongebonden variant met unconstrained properties, die wel binnen LRM passen, maar niet zonder verlies van granulariteit terug naar RDA kunnen. Deze ongebonden elementenset is bedoeld voor toepassingen die niet met de LRM-entiteiten werken en kan een belangrijke rol spelen in de toekomstige samenwerking met instellingen buiten ons vakgebied.

Nieuwe generatie bibliotheeksoftware

De afgelopen jaren hebben softwareleveranciers veel werk verricht om het uiterlijk van de publiekscatalogus te moderniseren. Een rondgang langs catalogiseerafdelingen leert echter dat de modules voor catalogusonderhoud nog steeds als ouderwets ervaren worden, zeker door een nieuwe generatie collega’s die geen specifieke bibliotheekopleiding gevolgd heeft. Nationale bibliotheken en universiteiten werken nu samen aan platforms om met linked data te werken, en dit biedt kansen voor partijen om nieuwe applicaties te ontwikkelen. Voorbeelden van dergelijke initiatieven zijn RIMMF, Sinopia en Folio.

Meer informatie

Voorbeelden van linked data-applicaties:

  • RIMMF (Marc of Quality) – RDA in Many Metadata Formats, trainingshulpmiddel om te oefenen met entiteiten en hun relaties. Gebruikt door de University of Edinburgh om de linked data van hun portrettencollectie te onderhouden.
  • Sinopia van LD4P (LC-PCC, Casalini en Amerikaanse universiteiten) – platform om linked data te gebruiken in een productie-omgeving van bibliotheken.
  • FOLIO van Open Library Foundation – open source platform voor innovatie in bibliotheken.

U kunt hieronder reageren of een vraag stellen.

Catalogiseren in het linked data-tijdperk #4

RDA: internationale standaard

RDA is ontwikkeld vanuit de Anglo-Amerikaanse traditie, maar door wereldwijde input wordt RDA steeds meer een internationale contentstandaard. En dat is ook precies wat de RDA Board voor ogen staat.

Vertalingen

RDA is reeds beschikbaar in het Engels, Frans, Spaans, Catalaans, Italiaans, Noors, Fins, Hongaars en Arabisch. Er wordt nog gewerkt aan Hebreeuws en Hongaars. In december 2020 is de nieuwe Engelse tekst van de RDA Toolkit online gekomen. Deze nieuwe versie is nu beschikbaar in het Engels, Noors en Fins. De andere talen volgen zodra ze klaar zijn.

Bij de invoering van de standaard in Nederland in 2014 is besloten geen Nederlandse vertaling te maken. Aanvankelijk was het alleen mogelijk de volledige RDA Toolkit te vertalen. Sinds 2016 is het echter ook een optie om alleen de data-elementen en hun definities te vertalen. Dit wordt de RDA Reference Set genoemd.

Voorbeelden uit het vocabulaire Type Content.

Deze RDA Reference Set is inmiddels (gedeeltelijk) beschikbaar in meerdere talen, waaronder het Nederlands, Duits, Deens, Grieks, Ests en Lets. Er zijn voorbereidingen voor het Hebreeuws, Oekraïens, Portugees, Slowaaks, Zweeds en Vietnamees. De Reference Set zal in alle genoemde talen openbaar gepubliceerd worden in de RDA Registry, en is daarmee beschikbaar voor ontwikkelaars van bibliotheeksoftware. In de werkgroep Translations leren de diverse vertaalteams van elkaar en worden voorstellen gedaan om RDA nog minder Anglo-centrisch te maken.

Community resources

Inmiddels zijn diverse specifiek Anglo-Amerikaanse instructies geïdentificeerd en sinds april 2021 staan die niet meer in de officiële RDA. Ze zijn verplaatst naar het “Community resources” gedeelte van de RDA Toolkit, waarin content staat die weliswaar aan RDA voldoet, maar zich richt op een specifieke taal en/of gemeenschap en daardoor geen internationale geldigheid heeft. Het betreft bijvoorbeeld instructies voor het formuleren van ingangen. RDA schrijft die niet langer voor, maar laat het aan de communities over daar regels voor op te stellen. Ook richtlijnen voor de transcriptie van bijvoorbeeld Cyrillisch of Arabisch schrift naar Latijns schrift vallen hieronder.

Naast deze zogeheten community refinements bevat dit gedeelte van de RDA Toolkit ook community vocabularies. Je vindt daar, per taal geordend, uiteenlopende lijsten met afkortingen en termen, zoals bijvoorbeeld Terms for Books of the Bible in English en Terms for medium of performance in English. De Nederlandse RDA-Commissie heeft de lijsten uit Fobid ISBD voor Bijbelboeken en Medium van uitvoering (instrumentatie) inmiddels ook voorbereid om als vocabulaire in RDA-records te gebruiken.

Meer informatie

U kunt hieronder reageren of een vraag stellen.

Catalogiseren in het linked data-tijdperk #3

RDA omschrijft zichzelf als “een pakket van data-elementen, richtlijnen en instructies voor het maken van metadata voor bibliotheken en erfgoedinstellingen”. Vergeleken met de oorspronkelijke RDA is de nieuwe RDA Toolkit veel meer een data dictionary geworden.

Data-elementen in de nieuwe RDA Toolkit

Voor titelbeschrijvers zal het wel even wennen zijn: in plaats van een regelwerk dat in grote lijnen het catalogiseerproces volgt, ligt er nu een standaard waarin de richtlijnen en instructies gegroepeerd zijn per data-element.

Ieder data-element in de Toolkit (er zijn er meer dan 3000) is op dezelfde manier gedocumenteerd. De Toolkit-pagina begint met 1] de definitie en afbakening van het element, daarna volgen 2] een overzicht met “technische gegevens” (de zogeheten element reference), 3] instructies voor het vastleggen van informatie in het data-element, 4] eventueel een voorbeeld waarin het element in context wordt getoond en 5] een overzicht met verwante elementen.

1) De definitie wordt, net als enkele andere onderdelen van de pagina, opgehaald uit de RDA Registry, waar linked data-representaties van de elementen en vocabulaires uit RDA beschikbaar zijn. Deze informatie is in verschillende talen verkrijgbaar, waaronder het Nederlands, en zonder abonnement te benaderen. Software-ontwikkelaars kunnen de gegevens daardoor gebruiken in bijvoorbeeld helpteksten of veldlabels.

©2010-2021 – American Library Association, Canadian Federation of Library Associations,
en CILIP: Chartered Institute of Library and Information Professionals.

2) De element reference bevat o.a. informatie over de entiteit waar het element bijhoort, de entiteit waar het element naar verwijst (het merendeel van de data-elementen is een relatie-element) en een mapping naar MARC 21.

©2010-2021 – American Library Association, Canadian Federation of Library Associations,
en CILIP: Chartered Institute of Library and Information Professionals.

3) Het volgende voorbeeld laat een (klein) deel zien van de instructies voor het vastleggen van de “hoofdtitel”:

©2010-2021 – American Library Association, Canadian Federation of Library Associations,
en CILIP: Chartered Institute of Library and Information Professionals.

4) Bij diverse data-elementen geeft de RDA Toolkit een uitgebreider voorbeeld, waarin het betreffende data-element wordt weergegeven in combinatie met een aantal andere data-elementen. Hieronder een voorbeeld bij het element “hoofdtitel”:

©2010-2021 – American Library Association, Canadian Federation of Library Associations,
en CILIP: Chartered Institute of Library and Information Professionals.

5) Verwante elementen zijn er in twee soorten. Allereerst heb je de omkeringen bij relatie-elementen. Wanneer er bijvoorbeeld een element “heeft auteur” is, dat van een werk naar een persoon verwijst, is er ook een element “is auteur van” gedefinieerd, dat van een persoon naar een werk verwijst. Daarnaast kun je te maken hebben met hiërarchie tussen elementen, vergelijkbaar met die tussen “broader terms” en “narrower terms” in een thesaurus. Zo is “maker” breder dan “auteur”, dat op zijn beurt weer breder is dan “librettist”.

Meer informatie

Wie de data-elementen in RDA wil verkennen kan de nieuwe RDA Toolkit raadplegen. Als korte introductie zijn de volgende RDA Concepts video’s van de RDA Toolkit aan te bevelen:

  • Elements – Uitleg van Kate James over de rol van elementen in RDA en de verschillende typen elementen in de nieuwe toolkit.
  • Domain and range – Kate James legt uit hoe de begrippen “domein” en “bereik” in RDA gebruikt worden voor relatie-elementen.
  • Element labels – Kate James geeft uitleg over naamgevingsconventies en alternatieve labels voor RDA-elementen.

Andere interessante bronnen zijn:

Schermafbeeldingen van de RDA Toolkit (www.rdatoolkit.org) zijn gebruikt met toestemming van de houders van het auteursrecht voor RDA (American Library Association, Canadian Federation of Library Associations, en CILIP: Chartered Institute of Library and Information Professionals).

U kunt hieronder reageren of een vraag stellen.

Catalogiseren in het linked data-tijdperk #2

Het IFLA Library Reference Model (LRM) uit 2017 vormt het fundament van de nieuwe RDA Toolkit. Waar komt dit model vandaan en waarom is het zo belangrijk voor het catalogiseren in het linked data-tijdperk?

Van de FR-familie naar LRM

De oorspronkelijke RDA was gebaseerd op de FR-familie van entiteit‐relatie-modellen. Deze modellen definieerden de bouwstenen van de catalogus, hun eigenschappen en hun onderlinge verbanden. Omdat de uitwerking voor titelrecords (FRBR, 1998) anders was dan die voor ingangsrecords – voorheen catalogusbouw (FRAD, 2009 en FRSAD, 2010), sloten de modellen niet naadloos op elkaar aan, en bleven sommige onderdelen van RDA leeg tot nadere harmonisatie had plaatsgevonden.

LRM, het resultaat van deze harmonisatie, is een overzichtelijk model dat bestaat uit 11 entiteiten. De kern ervan wordt gevormd door de vertrouwde werk-, expressie-, manifestatie- en item-entiteiten uit FRBR:

Het model biedt de gebruiker de mogelijkheid om consequent onderscheid te maken tussen “dingen” (objecten, concepten, personen etc.) en hoe je die dingen noemt of aanduidt. Dit onderscheid en de manier waarop de 11 entiteiten met elkaar in verband gebracht worden, maken het model bij uitstek geschikt voor gebruik in een linked data-omgeving.

Overzicht van de relaties en entiteiten in LRM

Van LRM naar RDA

In de nieuwe RDA worden 13 entiteiten gebruikt die gebaseerd zijn op de entiteiten in LRM. In aanvulling op LRM heeft RDA de entiteitsgrenzen aangescherpt, dat wil zeggen, RDA heeft richtlijnen opgesteld voor wat je als een nieuw werk, een nieuwe manifestatie etc. moet beschouwen. De eigenschappen en relaties in RDA zijn eveneens afgeleid van die in LRM. Vaak zijn ze veel fijnmaziger dan in LRM, maar altijd passen ze in de door LRM vastgestelde structuur.

De volgende keer wordt dieper ingegaan op de data-elementen in RDA.

Meer informatie

Wie zich verder wil verdiepen in het Library Reference Model kan de volgende bronnen gebruiken:

  • IFLA Library Reference Model (LRM) – De officiële website van de IFLA. Je vindt hier niet alleen het volledige model, maar ook aanvullende documentatie over de transitie van FRBR, FRAD en FRSAD naar LRM.
  • IFLA Library Reference Model: What and Why? – Een videopresentatie van Chris Oliver uit juni 2018. Ze geeft hierin een overzicht van het model en van de gevolgen voor de catalogiseerpraktijk.
  • IFLA ISBD to LRM Mapping (2018) – Voor wie LRM wil bekijken vanuit het perspectief van de ISBD-elementen; achtergrondinformatie bij de mapping staat in het eindrapport van de werkgroep.

Wie nieuw is op het gebied van modellen voor catalogusdata vindt de volgende bronnen wellicht ook interessant:

Wie meer wil weten over de entiteiten in RDA kan de nieuwe RDA Toolkit raadplegen of de volgende videos uit de RDA Concepts afspeellijst op het YouTube-kanaal van de RDA Toolkit bekijken:

  • Entities – Een korte introductie van Kate James op de entiteiten in de nieuwe RDA.
  • Entity boundary – Kate James legt uit hoe entiteitsgrenzen in RDA gebruikt worden om te bepalen of je een nieuwe entiteit moet beschrijven.

Laat hieronder een reactie of een vraag achter.

Catalogiseren in het linked data-tijdperk #1

Op 15 december 2020 is de nieuwe RDA Toolkit van kracht geworden. De oorspronkelijke RDA-richtlijnen zijn vervangen door “een pakket van data-elementen, richtlijnen en instructies voor het maken van metadata voor bibliotheken en erfgoedinstellingen, die voldoen aan internationale modellen voor gebruikersgerichte linked data-applicaties”.

Wat eraan vooraf ging

In 1996 heeft de IFLA alle lokale varianten van ISBD – waaronder de FOBID Regels voor de Titelbeschrijving – achterhaald verklaard. Nederland was in 2014 het zevende land dat Resource Description and Access (RDA) omarmde als content-standaard. De oorspronkelijke RDA Toolkit, het bijbehorende online hulpmiddel, bestaat inmiddels 10 jaar en is vanuit technologisch perspectief hoogbejaard. Tussen 2016 en 2019 hebben de makers van de Toolkit het hulpmiddel volledig opnieuw opgebouwd. Het fundament voor de nieuwe RDA Toolkit is het Library Reference Model (LRM) dat de IFLA in 2017 gepubliceerd heeft.

Welke onderwerpen zullen behandeld worden

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe RDA Toolkit? Wat is de achtergrond ervan? En wat betekenen de wijzigingen voor de catalogiseerpraktijk?

De komende tijd publiceert de RDA Commissie een reeks korte bijdragen over catalogiseren met RDA in het linked data-tijdperk. Aan bod komen o.a. de volgende onderwerpen:

  • Van FRBR naar LRM
  • Een pakket van data-elementen, richtlijnen en instructies
  • Internationale focus
  • Gebruikersgerichte linked data-applicaties
  • Nieuwe generatie bibliotheeksoftware
  • Breed inzetbaar
  • Breed toepasbaar

Meer informatie

Kijk voor een eerste kennismaking naar de officiële New RDA Toolkit Demo video.


Plaats desgewenst een reactie, of vraag, hieronder.